De westernsport vindt zijn oorsprong in Amerika. Vroeger brachten Spaanse kolonisten hun paarden en hun met stro gevulde zadels naar Amerika en vestigden zich daar. Ze stichtten grote veeboerderijen waarop het gebruik van paarden onmisbaar was. De paarden werden steeds specifieker voor hun werktaken gefokt. Hierdoor ontstond een uniek type paard en een eigen rijstijl welke steeds meer afweek van de oorspronkelijke Europese rijstijl. In samenhang met de Indianen, die zich meestal op paarden verplaatsten en deze alleen met hun benen bestuurden, ontstond het western rijden.
Omdat cowboys het grootste deel van de dag in het zadel doorbrachten voor het drijven van vee, moest het zadel zo comfortabel mogelijk zijn. De paarden moesten snel, wendbaar en onbevreesd zijn voor het werk op de boerderij. Dit was belangrijk om het vee doeltreffend te kunnen drijven. Met deze informatie wordt al snel duidelijk waaruit de typische disciplines in de western sport zich hebben ontwikkeld.
De meeste voorkomende western paarden zijn Appaloosa’s, Quarter horses en Paint horses. Deze rassen worden ongeveer 160 cm hoog en hebben een tamelijk vierkante bouw. Door hun gespierde achterhand en lichaamsbouw zijn western paarden in staat korte en snelle wendingen te maken. Door hun van nature onbevreesde en kalme karakter zijn westernpaarden ook de ideale keuze voor het werken met vee.
De filosofie van het western rijden is om het voor een paard moeilijk te maken het verkeerde te doen en makkelijk om het juiste te doen. Bij western rijden ga je ervan uit dat het paard druk probeert te ontwijken. Daarnaast komt bij het western rijden vooral veel werkwilligheid en zelfstandigheid vanuit het paard kijken. Je probeert met zo klein mogelijke hulpen zo veel mogelijk gedaan te krijgen. Je rijdt meer met je zit dan met je teugels in vergelijking met de klassieke dressuur, waar de ruiter de teugels permanent in contact met de mond vasthoudt. Het westernpaard wordt idealiter gereden met een losse teugel en reageert gevoelig op gewicht, zithulpen en beenhulpen. De western ruiter moet immers meestal één arm vrij hebben voor zijn lasso bij het hoeden van vee.
Reining is het dressuur onderdeel van de western sport. Bij de reining rijdt de ruiter een proef (pattern) in galop. Reining omvat verschillende voorgeschreven oefeningen (manoeuvres) zoals spins, cirkels, wissels en sliding stops. Om dit te kunnen doen, dragen paarden vaak speciale hoefijzers. Alle oefeningen, ook wel manoeuvres genoemd, worden met de teugels in één hand gereden. De paarden worden beoordeeld op een vloeiende uitvoering van de oefeningen en op snelheid en spektakel. De ruiter moet iedere beweging van het paard kunnen controleren. Het paard mag niets zelfstandig uitvoeren.
In dit onderdeel wordt de verrichtingen van het paard over hindernissen en obstakels beoordeeld, de nadruk ligt op opvoeding, africhting en een goede vertrouwensrelatie tussen ruiter en paard. Trail betekent letterlijk ‘spoor’. Dit spoor wordt met hindernissen uitgezet in de rijbak. Een trail bestaat in ieder geval uit het openen, doorrijden en sluiten van een hek, het rijden over minstens 4 balken en een hindernis waarbij het paard achterwaarts gaat. Daarnaast wordt niet alleen een beroep gedaan op de vaardigheid van het paard, maar het paard wordt ook gevraagd zijn ruiter te vertrouwen in onbekende situaties zoals het oversteken van houten bruggen, dekzeilen of fladderlinten. Het paard moet bij het rijden van de trail attent zijn en waar mogelijk zelfstandig zijn weg door de hindernis vinden. Daarnaast moet het bij moeilijke hindernissen braaf reageren op de hulpen van de ruiter. De trail moet correct en vlot worden afgelegd.
In Western Pleasure worden de gangen van het paard getoond en beoordeeld door de juryleden. Bij de western pleasure worden de stap (walk), draf (jog of trot) en galop (lope) beoordeeld evenals de houding van de ruiter en het paard. De ruiters moeten deze gangen zowel op de linker- als de rechterhand tonen. Als de jury twijfelt tussen de hoogst geplaatsten kan het zijn dat de ruiters hun paard ook nog achterwaarts moeten laten gaan. Het paard moet worden gereden aan een losse teugel, zonder dat de ruiter het paard overmatig stoort of corrigeert.
Cutting staat voor het werken met vee. Bij deze discipline heeft de ruiter twee en een halve minuut de tijd om een koe uit een kudde te drijven en van de kudde te scheiden ofwel “te snijden”. De paarden moeten voor dit onderdeel heel veel “cowsense” (gevoel voor vee) hebben. Ze moeten namelijk voornamelijk op eigen initiatief hun werk doen. De paarden moeten slimmer en sneller zijn dan de koe. Het is dus belangrijk dat de paarden daarbij ook lichamelijk heel geschikt zijn voor dit werk en snel, wendbaar en sterk zijn. De ruiter moet goed meegaan met de bewegingen van het paard en mogen deze zo min mogelijk storen.
Vroeger werd dit “Versatility Ranch Horse” genoemd. In deze test wordt de algemene bekwaamheid en kwaliteit van het westernpaard in verschillende disciplines beoordeeld. De test bestaat uit de volgende onderdelen: Ranch Trail, Ranch Cutting, Working Ranch Horse, Ranch Riding en Ranch Conformation.
Zoals de term al doet vermoeden gaat het hier om het tonen van het paard aan de hand. Bij Showmanship at Halter wordt de voorbrenger dus beoordeeld op zijn vermogen het paard te presenteren. De combinatie moet een bepaald “pattern” uitvoeren in stap, draf of uitgestrekte draf. Daarnaast kunnen wendingen en achterwaarts gaan worden gevraagd. Ook moet de voorbrenger het paard ergens in de proef ‘vierkant’ neerzetten en voorstellen aan de jury. De voorbrenger mag het paard niet aanraken. De combinatie wordt beoordeeld op hoe het paard wordt voorgebracht, het totaalbeeld en de presentatie van de combinatie, de verzorging van het paard, de uitrusting en de alertheid van het paard.
Bij western rijden voert het paard zijn taken uit door het geven van hulpen. De hulpen worden gegeven met de teugels, kuiten en het gewicht van de ruiter.
De kledingstijl is bij het western rijden, net als de rijstijl, vrij casual. De ruiter draagt meestal een spijkerbroek, een riem, western laarzen en (indien nodig) sporen. Op de spijkerbroek wordt vaak een blouse gedragen. De cowboyhoed maakt de look bij het western rijden helemaal compleet. Er zijn echter ook steeds meer western ruiters welke, tijdens het rijden, kiezen voor een veiligheidshelm.
Net als in andere disciplines draagt het westernpaard een zadel en een hoofdstel of een sidepull. Het westernzadel verschilt echter sterk van het klassieke zadel welke wordt gebruikt bij de Engelse rijstijl: het heeft een bredere zit en een “knop”, welke is bedoeld om de lasso aan te bevestigen. Bovendien is het westernzadel veel zwaarder en groter, maar vaak comfortabeler dan een gewoon rijzadel. Onder het zadel zit een western pad, het zadeldek voor een westernzadel. Aangezien een westernzadel geen kussens heeft is het erg belangrijk dat de westernpad dik genoeg is voor een goede drukverdeling en schokabsorptie.
Om de benen van het paard te beschermen tegen verwondingen is er speciale beenbescherming voor western paarden verkrijgbaar, maar iedere andere beenbescherming welke je voor het klassieke paardrijden kan gebruiken is natuurlijk ook een optie. Je kan de beenbescherming gebruiken tijdens trainingen, in de meeste klassen zijn beenbeschermers tijdens wedstrijden verboden.